Zeelt

Zeelt, Tinca tinca

(foto: Henk Jenner)

De vis heeft een groenige kleur die enigszins kan variëren al naargelang de bodem en de leeftijd, er bestaan ook meer bronskleurige variëteiten. De zeelt heeft een dikke stevige slijmhuid die antibacteriële stoffen bevat, daarom wordt hij ook wel doktersvis genoemd. De schubben zijn heel klein. De zeelt is goed herkenbaar aan de rode iris in zijn oog, de bolle vinnen, de nauwelijks ingesneden staartvin en de baarddraden.
Zeelt komt voor in wateren met veel plantengroei en een zachte bodem. Er mag een geringe stroom zijn, maar in matig of nog sterker stromend water voelt de zeelt zich niet thuis. Een harde zandige of stenige bodem, troebel water of grote diepte maken het water ook minder geschikt. De zeelt kan goed tegen hoge watertemperaturen, bij circa 24°C gedijt de zeelt uitstekend. De zeelt doorstaat perioden van zuurstofgebrek door in een soort coma te verstijven. Het is een schuwe vis, die overdag tussen de waterplanten schuilt en pas in de schemering actief wordt en met zijn korte tastdraden foerageert over de bodem. Als de zeelt voedsel zoekt, zuigt hij bodemmateriaal op, waaruit de eetbare diertjes worden uitgefilterd, of hij zuigt diertjes van de vegetatie af. Het voedsel bestaat voornamelijk uit waterslakken, erwtenmosseltjes, kreeftachtigen, insectenlarven en plantendelen. De zeelt paait bij temperaturen van >18ºC vanaf eind mei. Er wordt afgepaaid op waterplanten en ook de eitjes en de larven kunnen de beschutting van waterplanten niet ontberen.
In Nederland komt de zeelt voor in bijna alle watertypen met veel plantengroei. Het rigoureus verwijderen van alle waterplanten, vooral in het voorjaar is funest voor de zeeltstand. Deze schoningen dienen gespreid te worden in ruimte en tijd, zodat verdreven zeelten in de buurt weer beschutting van de vegetatie kunnen opzoeken. Ook van natuurlijke oevers zal de zeeltstand profiteren.