Egel
Egel, Erinacaeus europaeus
(foto: www.vogeldagboek.nl)
De egel is algemeen voorkomend en bekend om zijn stekelvacht welke ze gebruiken als verdediging. Bij gevaar rollen ze zich op en zijn dan veilig voor vossen en honden. Het is een echte insecteneter met regenwormen, rupsen, kevers, slakken, duizendpoten en pissebedden op het menu, maar ook bessen en vruchten worden gegeten. Egels leven solitair. Een paartje deelt het nest slechts voor korte tijd en alleen de moeder gaat met de jongen op stap.
De stekelvacht isoleert slecht, waardoor de egel bij temperaturen onder de 12 oC in winterslaap gaat. De winterslaap duurt in Nederland van ruwweg oktober tot maart of zelfs april. Om zich voor te bereiden op de winterslaap legt de egel in de zomermaanden een vetvoorraad aan. Het overwinteren gebeurt in een zelf gebouwd nest waarvoor vaak een houtstapel of composthoop wordt gebruikt. De lichaamstemperatuur daalt van 36 tot 10 oC en de hartslag gaat naar 20 slagen/min. De ademhaling is nog maar eens in de twee tot drie minuten.
Egels hebben meestal één worp per jaar, maar als alle jongen sterven kan er nog een worp in de nazomer komen. De worp bestaat uit drie tot zes jongen. In de eerste maand ligt het sterftecijfer hoog op ongeveer 50%.
Een belangrijk punt is dat de reukzin heel goed is ontwikkeld. Ze bezitten een speciaal orgaan, het orgaan van Jacobson. Het is een extra zintuig dat tussen het gehemelte en de neusholte ligt. Met dit orgaan worden nieuwe luchtjes onderzocht. Als hij daarmee klaar is, smeert hij het speeksel met zijn tong uit over zijn rug, terwijl hij zich in de vreemdste bochten wringt. Het orgaan van Jacobson is dan weer schoon en klaar voor nieuwe prikkels. De egels beschikken ook over een uitstekend gehoor, de ogen zijn slechter ontwikkeld, ze zijn zelfs bijziend.